top of page
Logo vierkant6.png
  • Robbie van Bladel en Theo Stauttener

Meer regie, meer duidelijkheid?

Bijgewerkt op: 17 jul. 2020



Meer regie, meer duidelijkheid?

De regeling voor publiekrechtelijk afdwingbare financiële bijdragen is in de maak.

Het amendement inzake de Financiële Bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling (aangenomen bij vaststelling van de Aanvullingswet Grondeigendom) is uitgewerkt in een AmvB. De concept-regeling laat zien op welke wijze het Rijk het kostenverhaal in Nederland verbreedt. Investeringen die noodzakelijk zijn voor gebiedsontwikkeling kunnen straks ook verhaald worden wanneer nut en noodzaak is aangetoond en concreet is gemaakt. De relatie tussen ruimtelijke ontwikkeling en noodzakelijke investeringen moet vastgelegd worden in een gebiedsvisie (omgevingsvisie of omgevingsplan), de sleutel van verrekening moet zijn opgenomen en er moet periodiek worden verantwoord. De kernprincipes van het huidige kostenverhaal blijven overeind. Zo moet de waardesprong de bijdrage mogelijk maken en mag nooit meer verhaald worden dan de kosten. De huidige regeling van kostenverhaal heeft prioriteit; de nieuwe regeling is aanvullend en facultatief. Kosten die verhaald worden binnen het huidige systeem kunnen en mogen niet verhaald worden binnen de nieuwe regeling. Bovenwijkse kosten die niet verhaalbaar zijn op basis van PPT-criteria kunnen nu dus in de nieuwe regeling opgenomen worden. De demarcatie alsook de vraag wie de keuze maakt in waar de kosten “terecht komen” vraagt nog om nadere toelichting.

Toepassing van de regeling maakt dat gemeenten scherper en duidelijker moeten onderbouwen aan welke investeringen gebiedsontwikkeling moet bijdragen. Dit kan de transparantie zeker ten goede komen en meer duidelijkheid verschaffen over de hoogte van bijdragen. De mate waarin, dit gebiedsontwikkeling daarmee versnelt, hangt uiteraard af van de wijze waarop gemeenten invulling gaan geven aan een dergelijke regeling. Ook hiervoor geldt uiteindelijk: The proof of the pudding is in the eating. De consultatieperiode loopt tot en met 7 juli 2020.

Onderstaand is een toelichtende analyse en samenvatting van de regeling opgenomen. Voor de achtergrond en de ontwikkelingen die geleid hebben tot deze regeling wordt verwezen naar een eerder artikel van Stadkwadraat dat ook als podcast te beluisteren is. (#1 Must have of nice to have?)

De regeling voor publiekrechtelijk afdwingbare bijdragen: Toelichting en samenvatting

Een amendement van de heer Ronnes c.s. is tijdens de behandeling van de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet (Awg) door de Tweede Kamer aangenomen[1]. Als gevolg hiervan is de afdeling 13.7 van het wetsvoorstel Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet (Awg) uitgebreid met artikelen 13.23 en 13.24.

Deze uitbreiding geeft gemeenten de bevoegdheid om publiekrechtelijk een financiële bijdrage te verlangen/af te dwingen voor ontwikkelingen ter verbetering van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving (=regeling voor publiekrechtelijke afdwingbare financiële bijdragen). Het betreft hier een aanvulling op de mogelijkheid om op vrijwillige basis over financiële bijdragen te contracteren (art 13.22 van de Omgevingswet).

De inzet van de bevoegdheid is door het amendement beperkt tot ontwikkelingen die behoren tot bij AMvB aangewezen categorieën van ontwikkelingen die de kwaliteit van de fysieke leefomgeving verbeteren. Het AMvB voorziet in het aanwijzen van die categorieën ontwikkelingen door wijziging van het Omgevingsbesluit. Met de toevoeging van artikel 8.21 in het omgevingsbesluit zijn de categorieën waarvoor financiële bijdragen kunnen worden verhaald aangewezen. Hierdoor ontstaat duidelijkheid over het toepassingsbereik van de nieuwe regeling.

De regeling voor publiekrechtelijke afdwingbare financiële bijdragen is een aanvulling op de het kostenverhaal waarvan de regels zijn beschreven in afdeling 13.6 van de Omgevingswet. Er bestaat een onderscheid en volgordelijkheid tussen de regeling kostenverhaal (afdeling 13.6) en de regeling voor publiekrechtelijke afdwingbare financiële bijdragen (afdeling 13.7). De regeling kostenverhaal (afdeling 13.6) is gericht op het verhalen van kosten welke de overheid maakt om activiteiten in een gebied te realiseren. Het betreft het verhalen van kosten welke voldoen aan de ppt-criteria (profijt, proportionaliteit en toerkenbaarheid). Bij door het bestuursorgaan aangewezen bouwactiviteiten geldt een verplichting tot het plegen van kostenverhaal (artikel 13.11 van de Omgevingswet).

De regeling voor publiekrechtelijke afdwingbare financiële bijdragen (afdeling 13.7) is gericht op het leveren van een financiële bijdrage op het voor ontwikkelingen welke bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. De toepassing van de regeling is facultatief. De gemeente kan ervoor kiezen om de regeling op te nemen in het omgevingsplan. Vanuit de wetsystematiek (hoofdstuk 13) volgt dat regeling kostenverhaal het vertrekpunt vormt voor het verhalen kosten voor de ontwikkeling van gebieden. Met de regeling voor publiekrechtelijke afdwingbare financiële bijdragen kunnen geen bijdragen worden gevraagd voor kosten van voorzieningen welke voldoen aan de ppt-criteria. Deze kosten worden verhaald op basis de regeling kostenverhaal (afdeling 13.6).

De regeling voor publiekrechtelijk afdwingbare financiële bijdragen is beperkt tot bouwactiviteiten waarvoor de verplichting bestaat tot het plegen van kostenverhaal. Daarnaast dient een functionele samenhang te bestaan tussen de bouwactiviteit en de ontwikkelingen ter verbetering van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Het gaat daarmee om ontwikkelingen die niet direct noodzakelijk zijn voor het realiseren/verrichten van de bouwactiviteiten met wel daarmee samenhangen. In veel gevallen gaat het om ontwikkelingen op (boven)gemeentelijke schaal welke bijvoorbeeld bijdragen aan een aantrekkelijker woon-, leef-, en vestigingsklimaat.

Met de toevoeging van artikel 8.21 in het omgevingsbesluit zijn de categorieën waarvoor financiële bijdragen kunnen worden verhaald aangewezen. Het betreft:

a. wijziging van inrichting van het landelijk gebied ter verbetering van landschappelijke waarden door middel van het treffen van maateregelen in de fysieke leefomgeving;

b. aanleg of wijziging van gebieden als bedoeld in artikel 2.44 van de wet of gebieden die in het omgevingsplan ter bescherming van de natuur zijn aangewezen en herstel van dier- en plantensoorten die van nature voorkomen in Nederland. Het betreft in ieder geval maatregelen in de fysieke leefomgeving:

1. ter vermindering van de stikstofdepositie;

2. ter bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen

c. Aanleg van infrastructuur voor verkeers- en openbaar vervoersnetwerken van gemeentelijk of regionaal belang;

d. Aanleg van recreatievoorzieningen die behoren tot de gemeentelijke of regionale groenstructuur, waaronder in ieder geval wordt begrepen parken en recreatiegebieden;

e. Ontwikkelingen gericht op het bereiken van een naar prijsklasse evenwichtige samenstelling van de woningvoorraad in de gemeente of regio door middel van het realiseren van sociale huur- of koopwoningen buiten het gebied waar de activiteit wordt verricht, voor zover in dat gebied met het oog op die evenwichtige samenstelling onvoldoende sociale huur- of koopwoningen worden gerealiseerd en het op een andere locatie realiseren van die woningen:

1. In het omgevingsplan is toegelaten;

2. Tot gevolg heeft dat de kosten, bedoelt in artikel 13.11 van de wet, niet volledig kunnen worden verhaald of dat een tekort op de gemeentelijke grondexploitatie van de benodigde gronden ontstaat;

f. Stedelijk herstructurering ter verbetering van het woon- en leefklimaat in verouderde wijken of gebieden met leegstandsproblemen door middel van het treffen van maatregelen in de fysieke leefomgeving, waaronder in ieder geval worden begrepen het slopen van woningen en het aanleggen en wijzigen van wegen.

Op grond van de regeling mag de bijdrage niet worden verhaald als de gehele bekostiging van de ontwikkelingen anderszins zijn verzekerd (artikel 13.23 eerste lid onder b). De hoogte van de financiële bijdrage mag niet hoger zijn dan de waardevermeerdering van de locatie welke ontstaat op basis van toegekende bouwactiviteiten. Aangezien de regeling kostenverhaal (afdeling 13.6) ‘voorrang’ heeft op de bijdrage (afdeling 13.7), betreft het de financiële ruimte die overblijft nadat het kostenverhaal (afdeling 13.6) is toepast.

In het Omgevingsplan dient te worden vastgelegd welke activiteiten aan welke concrete ontwikkelingen moeten bijdragen.

Voor het aanwijzen van de concrete ontwikkelingen dient de functionele samenhang tussen bouwactiviteiten en de ontwikkeling te worden gemotiveerd. Daarnaast dient tevens de hoogte van de financiële bijdragen te worden vastgelegd welke door middel van een beschikking (artikel 13.18) worden verhaald. In het omgevingsplan moeten tevens regels worden opgenomen voor de publieke verantwoording over de besteding van de geïnde financiële bijdragen (artikel 13.23, lid 2).

Bronnen:

[1] Kamerstukken II 2019/20, 35133, nr. 34


bottom of page